De familienaam van dit oude Brabantse geslacht is gegroeid uit een hele reeks varianten op de bijnaam de kale.
In de loop van eeuwen evolueerde hij onder de meest verscheidene vormen: de Kale, de Cale, de Caluwe, de Caluaert, de Caluart, Caleward, Kalewaert, Calewaerd, Kaelewaers, Kaluwaers, Caluwaert en CALUWAERTS.
In de Middelnederlandse woordenboeken vinden we de etymologische verklaring voor deze familienaam.
Uit het Synonymia Latino-Teutonica ontleden we reeds Calvare= kaal maken en Calvus=: blets, bluts, kael, kaelkop, kaluwaard.
J. Winkler in zijn «Nederlandse Geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en betekenis» vermeldt dat kaalheid oorsprong gegeven heeft aan: de Cale., de Caluwe” Kael, Caluwaertverbasterd tot Callewaert en als patroniem: CALUWAERTS.
J. Verdam verklaart in zijn WB. voor Calu= cael, cale, kael = zonder haar, bloot; voor Caluaert, Znw. m. = kaelkop en voor Caluwe, Znw. vr. steunend op het Mnd. = Kalewe en het Ohd. = Kalawa =: Kaelheid kale plek.
Het hoedanigheidswoord «de kale», ontleend aan een lichamelijke eigenschap, nl. de kaalheid van de stamvader, vormde zich dus geleidelijk om tot de patroniem door toevoeging van het achtervoegsel «aert» zoals dat vanaf de XIle eeuw gebruikelijk werd.